Veel van de mooi gesmede muurankers zijn in de jaren zestig verdwenen, opgekocht en verworden tot kaarsenstandaard of iets dergelijks. Soms is er een eenvoudig recht anker teruggezet, maar vaak duiden alleen vage roestsporen op een verdwenen anker.
Constructief gezien is dit een ramp voor oude gebouwen en mede oorzaak van veel scheuren en afglijdende balken. Deze muurankers zijn namelijk noodzakelijk om de muren te verankeren aan de gebinten. In feite zijn de gebinten te beschouwen als het geraamte van de boerderij, dat zorgt voor de stevigheid van het gebouw. Gemetselde of houten muren zijn constructief van weinig belang. De metselspecie was in aanvang van lage kwaliteit. Het anker hield de balk op z’n plaats bij doorbuiging door bijvoorbeeld zware belasting. Om uitknikken of vervormen van de muur te voorkomen werd met behulp van een groot anker de druk verdeeld over een groter muuroppervlak.
Tekening
Een anker bestaat uit een smeedijzeren staaf, de veer, die aan één zijde plat is uitgesmeed en die aan de andere zijde tot een oog rond is gesmeed. De veer wordt ingemetseld op de vereiste plaats. Het rondgesmede oog steekt uit de gevel. Hierdoor wordt een tweede staaf smeedijzer gestoken, de schieter. Daarna wordt het plat gesmede deel aan de achterliggende balk bevestigd met gesmede spijkers.
Timmerman Arie van Gent in Ottoland deed dat op de volgende manier: om zo min mogelijk ruimte te laten werden de spijkers er enigszins schuin(trekkend) in geslagen. En bij elke hamerslag op de spijker werd gelijktijdig buiten op het oog geslagen.
De schieter kan recht of gebogen zijn of in een sierlijke vorm gesmeed. Op de uiteinden heeft de smid vaak een eenvoudig patroon aangebracht van streepjes en/of kruizen. Halverwege een schieter is altijd een verdikking om te voorkomen dat deze door het oog van de veer zakt. Een bekend verschijnsel, ook op boerderijen, is een jaartal dat gevormd wordt door gebogen schieters. Het is lang niet altijd het bouwjaar. Soms werden bij een verbouwing de ankers verwisseld waardoor er een ander jaartal is ontstaan.
Muurankers zijn ontstaan kort nadat men stenen huizen ging bouwen. In de veertiende en vijftiende eeuw waren het voornamelijk bescheiden muurijzers. In de zestiende en zeventiende eeuw worden de ijzers uitbundiger, kunstig gesmede krullen en een uitgesmede top doen het goed. Na deze tijd worden in de tweede helft van de achttiende en de negentiende eeuw de muurankers weer eenvoudiger, mede onder invloed van de pleisterarchitectuur. In de strak gepleisterde gevels werd een anker met krullen als storend ervaren.
Weg dus de muurankers . . . tot de wedergeboorte in de tweede helft van de negentiende eeuw. Dan worden schotel of rozetankers heel populair, zij het meer als sierelement dan constructief noodzakelijk. Deze ankers zijn gemaakt van gietijzer. Door een verbeterd fabricageproces werd gietijzer een geliefd bouwmateriaal. De op de gevel zichtbare rozet heeft meestal de vorm van een gestileerd blad of een bloem. Er zijn meer dan tweehonderd verschillende modellen van rozetten bekend. De veer is vaak een grove schroefdraad waar met een moer de rozet op vastgeschroefd wordt.
Op de gevels van ons museum Het Voorhuis kunt u rechte, gebogen schieters vinden en schieters met vrij eenvoudig siersmeedwerk. Als bijzonderheid valt hierover op te merken dat bij de schieters aan de voorgevel en de achtergevel de verdikking in het midden als een vrij grote haak is uitgevoerd en dat in de oostelijke zijgevel van de opkamer op gelijke hoogte beginnend als de voorgevel drie keer twee haken zijn ingemetseld. Het lijkt alsof hierin kolders of sparren kunnen liggen. Maar wat de functie van deze haken is geweest, is voorlopig nog een raadsel. Als u dit ergens ziet, horen we het heel graag.
Geraadpleegde bron:
Hertog den, P.T. Het gebruik van ijzer in boerderijen. In tijdschrift Open Monument, oktober 1994
Dit artikel is reeds eerder verschenen in verenigingsblad ‘De Binnenwaard’ december 2009.