Een toenaam kon zijn ontleend aan de naam van bijvoorbeeld een boerderij, of aan bepaalde lichamelijke kenmerken, zoals de Lange, de Korte, de Dikken, den Dunnen, de Oude(n), de Jonge(n), maar ook Ouwe Neel en Jonge Neel, van vader en zoon Cornelis waarvan de naam werd afgekort tot Neel als roepnaam, en nog veel meer. Later werden deze toenamen dikwijls als achternaam aangenomen.
Hetzelfde komt voor bij gebouwen. Zo kennen we verschillende torens met een bijnaam, zoals de Peperbus in Zwolle en De Bilt, en de Lange Jan in Amersfoort, en zo zijn er nog wel meer. Recent kreeg de Erasmusbmg in Rotterdam, in verband met zijn vorm, de bijnaam De Zwaan. De volksmond weet soms heel rake typeringen te geven die verder als bijnamen worden gebruikt. Iets dergelijks zien we bij de boerderij in Oud-Alblas. Hij wordt De Broodkist genoemd. Het adres van deze boerderij is nu Oosteinde 41 en 41A. Uit overlevering is voor deze bijnaam de volgende verklaring. Door allerlei tegenslagen zoals veeziekten, watersnood of een slechte oogst, kon een boer soms zijn lasten niet meer opbrengen. De boerderij werd dan door het polderbestuur symbolisch gekocht voor bijvoorbeeld een broodkist. Voor deze uitleg hebben wij echter geen bevestiging gevonden.
In de loop van de eeuwen hebben verschillende families op de boerderij geboerd en er gewoond met lief en leed en alles wat daarbij hoort. We zullen die bewoners in dit artikel nader onder de loep nemen. Waar geen plaatsnaam is vermeld, moet Oud-Alblas worden gelezen.
Familie Sterrenburg
De oudst bekende bewoner was Cornelis Lenarts Sterrenborgh die omstreeks 1608, in elk geval vóór 5 september 1610, trouwde met Ariaentje Heijmensdochter Ottelander. Cornelis overleed vóór 1642 en Ariaentje in 1658. Cornelis behoorde tot de notabelen van Oud-Alblas zoals blijkt uit de vele functies die hij bekleedde.
Zo was hij van 1617-1621 schepen/heemraad, hoogheemraad van 1617-1620, waterheemraad in 1641 en omstreeks dat laatste jaar was hij ook nog schout van Oud-Alblas. Daarnaast was hij in 1639-1640 ouderling. Naast de boerderij op de zuidzijde bezat Comelis nog 5 morgen leenland op de noordzijde die hij had geërfd van zijn vader. Hij betaalde in 1628 f. 9,-. voor de 1000° penning en in 1638 voor de 200e penning f. 45,-.
Cornelis en Ariaantje hadden, voor zover bekend vijf kinderen, waarvan de zoon Heijmen Cornelis zijn vader op de boerderij opvolgde. Heijmen Comelis Sterrenburg, gedoopt in 1612, trouwde in 1651 met Marijchie Wouters Bras. Heijmen was eveneens schout en wel in 1654, 1659, 1663 en 1668. In 1674 deed Heijmen Cornelis Sterrenburg, schout, opgave van zijn familiegeld dat f. 5000,-. bedroeg. Hij moest daarvoor f. 36,-. belasting betalen, en bovendien nog f. 8,-. voor de erfgenamen van Comelis Goossen. Heijmen en Marijchie kregen voor zover bekend drie kinderen, waarvan Lourens op de boerderij kwam. Lourens was gedoopt in 1655, en met Geertje Jacobs in 1697 te Wijngaarden gehuwd. Toen hij trouwde was hij dus al 42 jaar. Hij deed in 1697 aangifte als last en procuratie hebbende van zijn moeder Marichie Wouters, weduwe van de voornoemde schout. Hij verclart dat de boedel van sijn moeder geen f 7000,-.-waard is.
Lourens en Geertje kregen één dochter, Willemtje, die echter jong (27 jaar) is overleden. Lourens overleed in 1730. Geertje Jacobs was in 1671 te Wijngaarden gedoopt en bij het overlijden van haar echtgenoot dus 59 jaar. Zij hertrouwde tussen 1730 en 1739, de datum is niet bekend, met Herbert Rochus Houweling.
Familie Houweling
Herbert Rochus Houweling, gedoopt in 1706, was bij zijn huwelijk met Geertje Jacobs tussen 24 en 33 jaar oud. Hij was in ieder geval 35 jaar jonger dan zijn echtgenote. Het lijkt erop dat hij zijn oog meer op de boerderij heeft laten vallen, dan op Geertje, die wat men noemt een weduwe in goeden doen was. Toen zij in 1739 overleed, was Herbert nog maar 33 jaar oud en daar Geertje geen wettige nakomelingen had, kwam de boerderij in zijn bezit.
Geertje, die naast de boerderij in Oud-Alblas nog bezittingen had in Wijngaarden, liet daar na: 1/4e deel van een hofstede, bestaande uit een huis en agterhuis met 7 M geschat op f. 220.-.- (weer 19) en 1/4e in 7 M geschat op f 50.-.- (weer 29), 3 M 300 roe saeij en hooijlantf. 100.-.- (weer 24), de helft van 3 M wey en hooijlant op f 35.-.- (weer 27), de helft van 3 M 300 roe saeij en hooijlant op f 45.-.- (weer 30) en 450 roe hooij- en weijlant, geschat f 18.-.- (weer 24a).
Herbert was te jong om zijn verdere leven alleen te blijven. Hij hertrouwde dan ook in 1746 met Aartje Bastiaen Besemer die gedoopt was in 1711. Zij was vijf jaar jonger dan hij en paste naar onze maatstaven daarom beter bij hem dan de veel oudere Geertje. Herbert Rochus Houweling overleed in 1761 toen hij nog geen 55 jaar was. Aartje bereikte de leeftijd van 70 jaar en overleed in 1781. Zij lieten vier kinderen na waarvan de zoon Rochus eigenaar werd van de boerderij met toen 30 morgen land.
Rochus Houweling, gedoopt in 1750, huwde op 24-jarige leeftijd met Jannigje Pauwen, die in 1753 te Krimpen a/d Lek was gedoopt. Zij kregen veertien kinderen, waarvan er acht jong zijn overleden. Voor de grondbelasting werd Rokus Houweling in 1815 aangeslagen voor land op de noordzijde, de zuidzijde, de Nes, en Matena, totaal 30 Morgen, voor f. 619,88. Rochus werd op 2 oktober 1823 in ’t veld doodgevonden, zo blijkt uit een aantekening in het lidmatenboek van Oud-Alblas. Hij zal tijdens zijn werk op het land waarschijnlijk een hartinfarct of iets dergelijks hebben gekregen, waaraan hij is overleden. Jannigje overleefde haar echtgenoot 12 jaar en overleed in 1835, waarna de boerderij in bezit kwam van hun zoon Dirk. Dirk Houweling, gedoopt in 1782 en overleden in 1852, huwde op 20 april 1816 met zijn buurvrouw Marrigje Verlek, in 1773 geboren te Bleskensgraaf, die weduwe was van Pieter van Asperen. Zij bracht 14 morgen land mee ten huwelijk. Uit dit huwelijk kregen ze geen kinderen. Na het overlijden van Marrigje in 1843 hertrouwde Dirk in 1844 met de weduwe Gerrigje van Wijnen, die in 1805 in Sliedrecht was geboren. Dirk was bij zijn tweede huwelijk 62 jaar en Gerrigje 39 jaar oud. Uit dit tweede huwelijk kregen zij een zoon, Rochus, die later op de boerderij kwam. De boerderij telde toen ongeveer 48 bunder land.
Dirk Houweling bezat ook nog een boerderij met land op de noord-zijde. Van 1842-1850 was hij raadslid van Oud-Alblas. Rochus Houweling, geboren 1846 en overleden 1892, huwde in 1869 met Adriaantje Eijkelenboom, geboren 1845 en overleden 1889. Zij kregen zeven kinderen waaronder twee tweelingen, één van twee jongens en één van twee meisjes.
Rochus (Rook) Houweling Dirkszn. trad in het voetspoor van zijn vader en was eveneens raadslid en wel in de perioden 1875-1881 en 1883-1891. De oudste zoon Dirk overleed al op jonge leeftijd. Van de daarop volgende in 1879 geboren jongens-tweeling, kwam vervolgens Rochus op de boerderij. Hij trouwde in 1897 op 18-jarige leeftijd met Pietertje Eikelenboom. Ze kregen elf kinderen. Hun erfgenamen verkochten de boerderij in 1936 aan Jan Comelis Smit, van een van de scheepswerven in Alblasserdam, die hem in 1951 weer verkocht aan A.M. van den Heerik. De boerderij werd verhuurd aan Jan Verheul die in 1953 naar Papendrecht vertrok. Daarna woonden er achtereenvolgens Van der Ham en De Jong.
De familie Jongeneel
Dirk Houweling (1782-1852) had een zuster Aartje (1774-1855) die getrouwd was met Arie Jongeneel. Zij woonden op de Jongeneel-boerderij dichter bij het dorp. Hun zoon Rokus Jongeneel die gehuwd was met Anna Adriana Eijkelboom ging op de boerderij wonen en na hem kwam zijn zoon Gerrit. Gerrit Jongeneel geboren in 1857, is in 1881 gehuwd met Lidewij den Braanker die in 1861 in Sliedrecht was geboren. In 1881 kwamen zij op de boerderij en na hun overlijden zetten hun zoon Pleun en hun drie dochters het boerenbedrijf voort. In 1957/1958 vond er een verbouwing van het voorhuis plaats. De zoon was inmiddels overleden en de drie ongehuwde zusters, Sijgje, Aartje en Aagje, die de boerderij hadden geërfd, betrokken het voorhuis. Dirk de Kruijf uit Groenekan werd boer op de boerderij. Omstreeks 1980 nam zijn zoon J. de Kruif de boerderij van hem over. De ouders wonen sindsdien in het voorhuis dat genummerd is Oosteinde 41 A.
De boerderij
Het is niet eenvoudig om met de beperkte bronnen waarover kan worden beschikt, de volledige geschiedenis van een boerderij te beschrijven. De archieven zijn nooit aangelegd met de bedoeling om eeuwen later nog eens voor dit doel te worden gebruikt. In de loop van de eeuwen is er dikwijls land gekocht en verkocht. Bij boedelverdelingen werd er gesplitst en als dan niet alles duidelijk werd vastgelegd en bewaard is er later nauwelijks een touw aan vast te knopen. Zo is het ook gegaan met deze boerderij van achtereenvolgens de families Sterrenburg, Houweling, Jongeneel en tenslotte De Kruijf.
Oorspronkelijk was het één boerderij. Later heeft er een splitsing plaatsgevonden waarbij de ene kant in de familie Jongeneel kwam en de andere kant bij de familie Houweling bleef. We vonden dat er in 1877 een ruiling en een herbouw plaatsvonden, maar niet duidelijk is wat er precies is gebeurd. In 1900 was er weer een scheiding en zeven jaren later werd er weer verkocht en herbouwd. In 1908 was er opnieuw sprake van een splitsing en herbouw van het huis. En tenslotte vond er in 1957/1958 opnieuw een verbouwing plaats.
De ingang van het huis was eerder in een portaal dat naar de woonkeuken leidde. Ook via de koestal kon men in de woning komen. In de voorkamer van de boerderij waren twee bedsteden die als slaapplaats werden gebruikt, en er was een alkoof die als slaapkamer dienst deed. Ongeveer midden in het woongedeelte was een stookhokje met een ingemetselde oven waar brood kon worden gebakken. Zoals in die tijd gebruikelijk was er ook een grote pronkkamer die niet voor bewoning werd gebruikt. In de Tweede Wereldoorlog werd deze pronkkamer door de Duitsers gevorderd en gebruikt voor inkwartiering van Duitse soldaten. Voorts was er een opkamer die als logeerkamer diende met daaronder een kelder. Op de bovenverdieping waren twee grote zolders waarvan op de ene slaapgelegenheid was terwijl de andere werd gebruikt voor het bewaren van fruit en dergelijke. Zoals op de meeste boerderijen, was er boven de stal een hooizolder. Bij de eerdergenoemde verbouwing in de vijftiger jaren van de vorige eeuw zijn de pronkkamer en de opkamer vervallen en verbouwd tot woonruimte die aan de eisen van die tijd voldeed.
Zoals uit het bovenstaande blijkt, veranderde de grootte van de boerderij nogal eens en de gebouwen werden meermalen verbouwd. Overgebleven is één boerderij waar nu twee families wonen. Het enige wat vrij duidelijk is van de geschiedenis van deze boerderij, is de bewoning. Wie de bewoners door de eeuwen heen waren staat hierboven.
Bronnen
Mevrouw M. Broer
Kerkelijke en gemeentelijke archieven van Oud-Alblas
Foto’s A. Jongeneel
Dit artikel is eerder verschenen in het verenigingsblad ‘De Binnenwaard’ juni 2005.
Aanvulling van Arie Jongeneel op dit artikel verscheen in het verenigingsblad ‘De Binnenwaard’ december 2006.
Ik ben geboren op 31 januari 1926 te Brandwijk, Brandwijksedijk 1. Wat betreft de naam Jongeneel hebben wij de verklaring gehoord dat ‘eel’ het oudere woord is voor edel, dus was het eerst Jong en edel, Jongenedel Jonge-neel. Als voormalig mede-eigenaar van de boerderij De Broodkist wil ik nog wat toevoegen.
De foto op pagina 46 van De Binnenwaard juni 2005, laat in grote lijnen al de bijnaam De Broodkist zien, het donkere gedeelte van de rechter gevel heeft precies het model van een broodkist. Op 7 juli 1906 is een bouwtekening voor gezien getekend door de toenmalige burgemeester Boudet van Dam en de secretaris. Van toen af is het linker gedeelte opgebouwd, het al bestaande voorste gedeelte heeft kennelijk een tijdje zo gestaan en is toen in de volksmond verder gaan leven als De Broodkist. Ongeveer een twintig jaar geleden was er met het 50-jarige bestaan van de landbouwschool in Ottoland een tentoonstelling van oude spullen en daar stond onder andere een houten broodkist, het schuine gedeelte was het deksel.
Ter voorbereiding van de verbouwing overlegde opa Gerrit Jongeneel met zljn vier zonen, mijn vader Arie en mijn ooms Rokus, Pleun en Anne, hoe het beste te bouwen. Al tekenende en rekenende en overleggende kwam het in 1907-1908 gebouwde voor de dag, toch wel een goed resultaat want later, met het in gebruik zijn, was het niet nodig te zeggen: dit of dat had anders gemoeten. Wel werd later, toen wij de gebouwen aan Jan de Kruif verkochten, al gauw het inwendige van de stal zo verbouwd dat de balken van de hooizolder wel wat hoger kwamen te liggen dan voorheen. De balken voor de gebinten, wel decimeters dik en de langste wel 14 meter lang, werden als vlotten aangevoerd via De Alblas.
Het aan elkaar bouwen van woonhuis De Broodkist aan het nieuwe gedeelte is zodanig goed gebeurd dat ik nooit scheuren of een lekkage gezien heb. Tijdens het logeren bij het slapen in de bedstee of in de opkamer in het voorhuis waren geen problemen maar wel goede bevindingen. Ik vond het dan ook prachtig dit mooie artikel in De Binnenwaard te hebben kunnen lezen als oud-Brandwijker en Alblasserwaarder, nogmaals een hartelijk gegroet.