Pas in de loop van de vijftiende eeuw ontstond in Italië de eerste kaart en langzamerhand kwam de kunst van het kaarten maken naar de Lage Landen. In 1570 werd in Antwerpen de eerste atlas gepubliceerd en daarna nam Amsterdam het vervaardigen van zeekaarten over. Zo kwam langzamerhand de cartografie ook naar ons gebied.
Het maken van een topografische kaart van een bepaald gebied was een ingrijpende aangelegenheid. Alle tekeningen en verzamelde gegevens moesten worden gegraveerd op een koperen plaat en daarna afgedrukt op linnen. Een bewerkelijk en dus duur karwei. Zo kostbaar dat daarvoor in de Alblasserwaard en de Vijfheerenlanden, waar de bevolkingsdichtheid gering was, in de zeventiende eeuw geen middelen voor aanwezig waren. De streek was zeer arm. Gemiddeld eenmaal in de vijftien jaar was er wel een overstroming met veel veesterfte, en als gevolg van oorlogen, de Tachtigjarige Oorlog was nog maar nauwelijks voorbij, waren er veel vernielingen en plunderingen geweest. Het geld om een topografische kaart van het gebied te maken was er gewoon niet.
Omdat niet iedere hoogheemraad voldoende bekend zal zijn geweest met het gebied dat hij mede moest besturen, deed de behoefte aan een goede kaart zich echter steeds meer voelen. Er was een betrouwbaar geografisch overzicht nodig van dijken, dammen, rivieren, sluizen, molens, wegen, boezemwateren en bebouwing van het gebied. In het stadhuis van Gorinchem had men wel een kaart van de Alblasserwaard en het Land van Arkel, maar daarvan zijn geen bijzonderheden bekend. Toen het dijkcollege van de Alblasserwaard bij resolutie van 14 oktober 1676 besloot tot het maken van een kaart van de Alblasserwaard en de Vijfheerenlanden, werd daarover gezegd: geordonneert omme uyt te trekken ende te copiëren de Kaerte van de Alblassenwaert en den Lande van Arkel hangende op het Stadthuys tot Gorinchem. Wat er al was hoefde dus niet opnieuw gedaan te worden. Of er ook verder al wat gegevens over dijken en watergangen bestonden is niet bekend.
In 1672 werd Mattheüs van Nispen, als opvolger van Pieter van Haerlem, landmeter op declaratiebasis van het dijkcollege van de Alblasserwaard. Hij verdiende een daggeld van vier gulden, dit staat gelijk aan ongeveer 38 euro in 2008. Voor reis- en verblijfkosten buiten Dordrecht kreeg hij daarnaast nog vier gulden en tien stuivers per dag. Mattheüs van Nispen woonde oorspronkelijk in Antwerpen, maar na de val van deze stad had hij de wijk genomen naar Breda, en vandaar kwam hij naar Dordrecht. Hij was opgeleid tot landmeter en verkreeg de admissie (toelating) tot dit ambt van het Hof van Holland op 4 november 1660. Zijn ambtsgebied was Dordrecht met wijde omgeving. Hij wordt beschreven als een godvruchtig man, van natuurlijke eenvoud, oprecht, met gevoel voor humor en van een veelzijdige belangstelling. Hij was een harde werker en begaan met het lot van de mensen in deze streek.
Mattheüs van Nispen (1628-1717) te Dordrecht was dus de eerste officiële landmeter van deze regio waarvan wat bekend is. Het beroep van landmeter werd een echt familieberoep, want na hem kwam zijn schoonzoon Abel de Vries (1652-1732), die als landmeter van de Alblasserwaard weer werd opgevolgd door zijn zoon Mattheüs (1681-1751) en die in 1737 weer door zijn zonen Mattheüs junior en Jan. Deze zoon (?) Jan volgde ook de jong overleden Mattheüs junior (1704-1746) op als landmeter van de Overwaard. Zij woonden allen in Dordrecht. Jan de Vries is een wat onduidelijke figuur, die echter in het stuk van het Hoogheemraadschap (pagina 70) uitdrukkelijk als zoon van Mattheüs de Vries senior is vermeld. Harmsen zegt in zijn boek (pagina 134) over hem: Jan de Vries woonde eveneens in Dordrecht. Verwantschap met Mattheüs de Vries is niet uitgesloten daar hij hetzelfde wapen voert. In het boek Streekgenoten I van M.W. Schakel komt landmeter Jan de Vries vreemd genoeg helemaal niet voor. Op alle historische topografische kaarten van onze streek staat wel de naam van een lid van deze familie. Na de familie Van Nispen/De Vries, die tachtig jaren als landmeter in dienst was van het Hoogheemraadschap, kwam in 1753 Jan van der Linden in deze functie.
Naast zijn werk als landmeter gaf Mattheüs van Nispen ook onderricht in de landmeetkunde, en daarbij rees bij hem de gedachte een boekje over de landmeetkunst samen te stellen. Op aandringen van zijn leerlingen werd het in 1662 met de titel De beknopte Lant-Meet-Konst door hemzelf uitgegeven om andere die ’t lusten mochte, daer van te voorsien. Een van zijn leerlingen was Abel de Vries, die met zijn dochter Sara trouwde. Abel werd op 20 februari 1680 medewerker en later opvolger van zijn schoonvader. Hij was daarnaast evenals zijn vader Nicolaas de Vries boekdrukker. Abels zoon en kleinzoon waren naast landmeter eveneens boekdrukker en boekverkoper over de Visbrugge in ‘Erasmus’ te Dordrecht.
Het werk van de landmeter bestond uit het inspecteren van dijken en kunstwerken, het maken van bestekken, tekeningen en begrotingen voor aanbestedingen, het uitoefenen van toezicht op de uitvoering, het schrijven van adviezen voor het college en het bijwonen van vergaderingen. Het ging dus om heel wat meer dan alleen maar landmeten. Hij moest zijn taak met de vereyste getrouwigheyd, vaardigheyd en oplettendheyd ten uitvoer brengen. Met een solemneele (plechtige) eed moest hij zweren zich aan zijn instructie te zullen houden. De hulpmiddelen voor het landmeten die hem ter beschikking stonden waren beperkt, maar met het weinige dat hij had wist hij goede resultaten te bereiken.
Bij resolutie van 5 mei 1677 kreeg Mattheüs van Nispen opdracht een topografische kaart van de Alblasserwaard en de Vijfheerenlanden te maken. Hij kreeg deze opdracht formeel van het Hoogheemraadschap van de Alblasserwaard, maar omdat de samenhang van deze drie gebieden groot is, gold hij ook voor het Land van Arkel en de Vijfheerenlanden. Hij zal wel begonnen zijn met het bestuderen van de in Gorinchem aanwezige kaart. De metingen die hij moest verrichten waren niet gemakkelijk, het gebied was nog maar primitief ontsloten en in de herfst en winter niet voor gerij toegankelijk. De landmeter moest te voet, te paard en per schuit met zijn hulpen en instrumenten het gebied in. Kerktorens waren zijn vaste meetpunten en dus kon hij alleen bij helder weer en als de bladeren van de bomen waren zijn werk doen. Na vier jaren was de kaart in ontwerp klaar.
Dijkgraaf en hoogheemraden, totaal zestien personen, stonden er op dat hun familiewapens om de kaart heen werden geplaatst. Dat gebeurde, en onder de schaalstok tekende Van Nispen zijn eigen familiewapen. De plaatsnijder, -etser, kaart- en lettergraveur kon beginnen om alles op koperen platen over te brengen.
De eigenlijke kaart kwam op vier en de familiewapens op zestien afzonderlijke koperplaten. Voor het randwerk, het wapen van de Alblasserwaard en een weergave van de middelen van bestaan in de Waard zoals veeteelt, melkerij, visserij, griendcultuur en hennepteelt werden afzonderlijke platen gemaakt. De koperplaten zijn nog in het archief van het Hoogheemraadschap in Gorinchem aanwezig. Toen ze klaar waren kon alles naar de drukker voor het beslaen, het op linnen plakken. Die eerste landkaart van de streek is bijzonder omdat hij veel informatie bevat en daardoor een goede indruk geeft van hoe alles toen was. Op de kaart staan binnen het gebied van de Over- en de Nederwaard 93 molens, een fraaie tekening van de vestingwerken in Nieuwpoort van 1673 en die van Gorinchem van eind zestiende eeuw. Voorts een plattegrond in miniatuur van de steden Dordrecht, Schoonhoven, Nieuwpoort, Ameide, Gorinchem, Leerdam, Vianen en Asperen. De dorpen zijn aangegeven door een kerkje. Ook de dijkdoorbraken en wielen komen erop voor.
Van Nispen moest aan alle heren van het college een kaart leveren met een lijste daerom, seer net geplackt op lijwaet (fijn linnen); voor alle ambachtsheerlijkheden een simpele Caerte geplackt op lijwaet; en voor de bode Van Osch een simpele Caerte. Verschil moest er tenslotte zijn. Dat alles kostte de som van 220 Caroli guldens, waarbij inbegrepen de kosten van graveur Bastiaan Stoopendaal. De genoemde lijst was nodig om de kaart aan de wand te kunnen hangen. Daarom waren die wapens van de eerder genoemden ook nodig, want iedereen moest kunnen zien hóe belangrijk de heren waren. Het Hoogheemraadschap van de Alblasserwaard kon tevreden zijn, in 1681 stond de Waard op de kaart.
Geraadpleegde bronnen:
– Busch, A.J. e.a. Vergaard-Bewaard-Beheerd, 1995.
– Harmsen, Th.W. De beknopte lant-meet-kunst, 1978.
– Ooms, S. De Generale Caerte van den Alblasserwaert. In By Clockgeluy’ 2004.
– Schakel, M.W. Streekgenoten I.
Dit artikel is reeds eerder verschenen in verenigingsblad ‘De Binnenwaard’ december 2009.