Wie de stenen in de zomer van 2004 naast de kerk heeft zien liggen moet wel onder de indruk gekomen zijn van de omvang en zwaarte van deze zerken. Met welke middelen zijn deze stenen enkele eeuwen geleden naar dit kleine dorp in de Alblasserwaard gebracht? Hun zwerftocht is waarschijnlijk in de zuidelijke Nederlanden begonnen waar arduin en leisteen in de Ardennen gewonnen werden. De ruwe steen werd afgeleverd bij steenhouwers in Gorinchem en Dordrecht en daar werden de stenen naar de wensen van de opdrachtgevers gereed gemaakt. Misschien werden ze per schip vervoerd naar de Bleskensgraafse buurt, om daar op de gracht aan wal gesleept te worden.
In ieder geval hebben tal van stenen de vloer van de oude kerk bedekt. Toen na het Duitse bombardement in de meidagen van 1940 bleek dat de kerk onherstelbaar beschadigd was, werd het oude bedehuis gesloopt. Gelukkig is men zeer zorgvuldig omgegaan met het antieke meubilair, maar de grafstenen kwamen er minder goed af. Men liet de zware balken uit de dakconstructie eenvoudig naar beneden vallen waardoor verschillende stenen zwaar beschadigd werden. De brokstukken van deze stenen werden gewoon met het overige puin afgevoerd en gebruikt als ondergrond voor de toen nog aan te leggen Lindenstraat.
De grafstenen die dit gebeuren hebben overleefd zijn bij de noodkerk neergelegd.
Sommige deden dienst als stoep bij de kerkingang. Andere legde men aan de zljkant van het houten gebouw. Een zekere Helbers heeft in deze tijd de opschriften van de nog resterende stenen beschreven. Hij vermeldt dan nog 17 grafstenen maar voegt eraan toe dat sommige in slechte conditie verkeren zodat ze reeds uit elkaar vallen. Deze zijn waarschijnlijk, na de afbraak van de noodkerk eenvoudig in de naastliggende sloot geschoven. Vijf stenen waren echter nog heel en hun zwerftocht werd voortgezet, zij belandden in de kerktuin tussen de zuidgevel van de nieuwe kerk en het wandelpad langs de Graafstroom. In de jaren daarop verdwenen ze langzaam uit de beleving van de dorpsbewoners. Soms speelden kinderen om de kerk en de stenen vormden wel eens een onderdeel van hun spel. Een enkele wandelaar kwam er wel eens langs en zelfs een onderwijzer met belangstelling voor de lokale geschiedenis liet zijn klas de stenen zien en de opschriften noteren. Tenslotte overwoekerden de struiken de grafstenen zodat, toen ik ruim twee jaar geleden aandacht voor de stenen vroeg, ik aanvankelijk met verwondering en zelfs ontkenning geconfronteerd werd. Het werd hoog tijd om de stenen aan de vergetelheid te ontrukken.
Op een mooie voorjaarsdag in de krokusvakantie van 2003 nodigde ik de voorzitter van de kerkvoogdij uit om op onderzoek te gaan. Gewapend met een degelijke snoeischaar baanden we ons een weg door het struweel en onze moeite werd beloond. We lokaliseerden die middag vier grote grafstenen, later kwam ook de vijfde tevoorschijn. De ‘zwerfstenen’ waren weer terug in de belangstelling en zowel kerk- als gemeentebestuur gaven aan er wat mee te willen doen. Door de problemen rond de fundering van het kerkgebouw deden zich onverwacht ontwikkelingen voor die het inbrengen van de zerken in de kerkvloer bespoedigden. De plaatsing van de stenen is een onderdeel geworden van de ingrijpende renovatie van de kerk en we mogen wel zeggen dat ze op geen beter tijdstip plaats had kunnen vinden. Twee stenen hebben een plaats gevonden in de toreningang. Drie zijn ingemetseld voor het doophek. Over deze vijf stenen wil ik nu nog iets zeggen.
Allereerst over de stenen onder de toren. Dit zijn twee stenen met familiewapens. De ene steen is versierd met alliantiewapens. Waarschijnlijk de familiewapens van een echtpaar. Daar is verder niets over te zeggen daar op deze steen de tekst en de afbeelding is verdwenen. De andere steen draagt het wapen van de familie Mol. Een sprekend wapen met drie beestjes van de genoemde soort. Ook in het doophek is het wapen van deze familie aangebracht. De tekst op deze steen luidt: Geerit BastJaensz Mol sterf den 13 May 1640. De familie Mol had uitgebreide bezittingen in ons dorp, onder meer aan wat we nu de Heulenslag noemen. De onder ons bekende naam Molswaard voor deze buurt is daardoor ontstaan. Waarschijnlijk is Geerit een broer van de schout van Hofwegen geweest. In de oude kerk lag ook een grafsteen met de inscriptie: Hier leyd begraven Marten Basteyaensz Mol schout tot Hofivegen en sterf den 28 Mey 1615. Na de zeventiende eeuw komen we de familie Mol in ons dorp niet meer tegen. In ’s Hertogenbosch is vanouds koffiebranderij de Drie Mollen gevestigd. Wellicht hebben de Mollen het boerenbedrijf ingewisseld voor de koffiehandel.
De eerste van de drie stenen die voor het doophek liggen heeft als tekst: Hier leid begraven Cornelis Ariaen Dingensen out synde 84 jaren sterft den 17 September anno 1638 ende syn huisvrouw Aeltken Dirckx out sijnde 90 jaeren sterft den 26 Augusty ao 1639 Noch Aert Cornelisse van der Graef in syn leven schout van Bleskensgraef ende waterheemraet van Nieuw waterschap in den Nederwaert oud 58 jaren sterft den 25 November 1652.
Cornelis Ariaen en Aeltken waren de ouders van Aert Cornelisse die zich ook Van der Graaf noemde. Zij woonden op de plaats van de oude boerderij van Arie Blokland aan de Dorpsstraat die in de negentiger jaren afgebroken is. Deze boerderij is door Aart in 1643 gebouwd en van een gevelsteen met een merkwaardige inscriptie, het bouwjaar en zijn initialen ACS. voorzien. De tekst op deze gevelsteen luidde, vrij weergegeven:
Die onberegt aan den weg iets wil maken
Schijnt den poog, in den hemel hoog
Zelfs aan te raken.
Aart was ook kerkmeester en in die hoedanigheid staat zijn naam vermeld op het Tien Gebodenbord.
De grootste zerk heeft het familiegraf bedekt van het predikantengezin Van Cruyskerken. Dominee Van Cruyskerken is hier predikant geweest van 1683 tot 1123. Hij was waarschijnlijk van huis uit en mede door zijn huwelijk met Anna den Harder een niet onbemiddeld man. Hij wist ook met geld om te gaan. Uit de beschrijvingen van koop en verkoop van landerijen uit deze tijd blijkt dat de dominee ook op dat terrein zijn mannetje stond. Ook als paardenhandelaar was hij bekend. Bepaald geruisloos is de ambtsbediening van Van Cruyskerken niet verlopen. Een hooglopende ruzie met een gemeentelid heeft zelfs de provinciale synode gehaald. De bedoelde grafsteen vermeldt de namen van Johan den Harder, schoonvader van dominee Van Cruyskerken die in de leeftijd van bijna 82 jaar op 21 december 1704 overlijdt. ln 1121 wordt in het familiegraf bijgezet: Hillegonda van Cruyskerken oud 22jaar en zes weken, een dochter van de predikant. In1123 volgt dominee Van Cruyskerken zelf en tenslotte wordt er nog een zoon begraven, Johan Dionysius van Cruyskerken in leven proponent. Het is merkwaardig dat op deze steen sommige cijfers en letters ontbreken.
De derde steen tenslotte heeft nog een aardige bijzonderheid. Het is de enige steen waarvan de vermelde naam in verbinding is te brengen met thans nog in Bleskensgraaf wonende families. Het betreft de steen van Aagje Jans huisvrouw van Willem Teunisz. zij overlijdt 26 september 1693 in de ouderdom van 71 jaar en 6 maanden. Ze heeft dan, zoals de steen zo prachtig vermeldt, in egten staat geleefd 51 iaren en 6 rnaanden.’ Willem Teunisz heeft zijn bedrijf gehad op wat nu Abbekesdoel 88 heet. Uit andere gegevens is bekend dat hij zich Boer noemt: Willem Teunisz Boer. Van hem stamt de familie B. Boer op Hofwegen af. In vrouwelijke lijn mag ook de familie Terlouw zich aan Willem Teunisz. en Aagje Jans verwant weten. De grootmoeder van onze koster en organist heette Neeltje Terlouw geboren Boer, ook zij was een spruit van deze familie.
Ik kom nu tot een afronding van dit verhaal. De zwerfstenen hebben weer een plaats gekregen. Een waardige plaats. Bleskensgraaf is in bepaalde zin een cultuurarme gemeente. Van het weinige dat de tand des tijds heeft doorstaan is veel in dit prachtig gerenoveerde kerkgebouw ondergebracht. Met name het antieke meubilair en nu ook deze oude grafstenen. De kerkelijke en burgerlijke overheid hebben daarin hun taak op dit terrein verstaan.
Dit is de tekst van de toespraak die ik hield in de Hervormde kerk te Bleskensgraaf op 9 december 2004 ter gelegenheid van de ingebruikname van dit gebouw, na het herstel van de fundering.
Foto’s Geurt Mouthaan.
Dit artikel is reeds eerder verschenen in verenigingsblad ‘De Binnenwaard’ juni 2007.