Om onder die gewraakte belasting uit te komen werden preekstoelen, koor- en herenbanken, orgelfronten, doophekken die van eikenhout waren vervaardigd, vaak wit – of ook wel eens een ander kleurtje – geschilderd. De inspecteur van de belastingen kon zo niet nagaan of men hier met eikenhout te maken had en derhalve volgde daar dan geen aanslag op. Voor de duidelijkheid wijs ik u erop dat het in alle gevallen oude Nederlands Hervormde kerken betreft.
Inventarisatie
In de Alblasserwaard komen we het verhaal van verven van eikenhout in de kerken van de volgende gemeenten tegen: Bleskensgraaf – de kerk van voor het bombardement van 12 mei 1940, Lexmond, Molenaarsgraaf, Noordeloos, Oud-Alblas en Sliedrecht. Na een intensieve speurtocht is ook een aantal andere gemeenten in Nederland gevonden waar het verhaal de ronde doet, namelijk in Arnemuiden, Dordrecht, Hasselt in Overijssel, Oldehove in Groningen, Oudewater en Rotterdam. Het verven van eikenhout schijnt overigens ook opgeld gedaan te hebben op Friese klokken maar daarover heb ik niets kunnen vinden.
Bronnen Alblasserwaard
Uiteraard ben ik eerst op zoek gegaan naar bronnen in de Alblasserwaard waarin het verven van eikenhout in kerken in verband met belastingheffing wordt beschreven. Helaas was daarover in gerenommeerde literatuur niets te vinden.
Natuurlijk is het mogelijk dat nu juist die ene bron mij niet onder ogen is gekomen. Als dat, geachte lezer, zo is, dan hoor ik dat graag! Men komt het verhaal wel tegen in bijvoorbeeld kranten en VVV-folders en van horen zeggen. In chronologische volgorde vermeld ik hier, te beginnen met de gemeenten in de Alblasserwaard, deze bronnen van het verhaal.
Bleskensgraaf – Mededeling 37 maart 1981 van de heer F.A. Baan, organist van de Nederlands Hervormde kerk.
Lexmond – Mededeling 4 september 1990 van de heer M. Molenaar.
Molenaarsgraaf – Men vindt het opgetekend in onder andere:
a. Weekend Post Alblasserwaard 10 mei 1990
b. WV-folder gemeente Graafstroom, pagina 3.
c. Toeristengids voor de Alblasserwaard en Vijfheerenlanden, pagina 153. Uitgave Lionsclub Alblasserwaard.
d. Boekje Alblasserwaard, Vijfheerenlanden. Een stukje historisch en groen Holland tussen Lek en Merwede, door P. Kerkwijk, pagina 101.
Noordeloos – Mededeling29 augustus 1990 van de heer A. Horden.
Oud-Alblas – De Drechtstreek 20 augustus 1986.
Sliedrecht – Mededeling29 augustus 1990 van mevrouw T. Vink.
Landelijke bronnen
Informatie buiten de Alblasserwaard:
Arnemuiden – Mededeling 25 september 1990 van ds. A. Schaap.
Dordrecht – De Dordtenaar 3 januari 1990.
Hasselt – Krant Regio lJsselmond oktober 1976.
Oldehove – Men vindt dit opgetekend staan in onder andere:
a. Kerkenpadgids NCRV 4 en 11 augustus 1979.
b. Boek Een zwerftocht langs tien jaar kerkenpad, door Gé Verheul, bladzijde 112. Uitgave Kok, Kampen, 1986.
c. Boek De oude dorpskerken boven de grote rivieren, door Gé Verheul, bladzijde 91. Uitgave De Haan, Haarlem,1982.
Oudewater – Mededeling 16 mei 1992 van koster Grote of Sint Michaëlskerk, tijdens excursie Historische Vereniging West-Alblasserwaard.
Rotterdam – Rotterdams Nieuwsblad 12 november 1983.
Kanttekeningen betreffende de bronnen
Voor wat betreft de kerken in de Alblasserwaard kunnen we kort zijn. Niemand van de door mij ondervraagde personen kon een bron noemen waarin het verven van eikenhout ten tijde van Napoleon uit de doeken werd gedaan. De een heeft het van een ander gehoord en het verhaal als waar aangenomen. Vandaar dat men dit tegen kan komen in VVV-folders, krantenberichtjes en dergelijke. In het regionaal historische tijdschrift Holland, nummer 3, juli 1963, heeft een artikel gestaan: De Nederlands Hervormde kerk te Molenaarsgraaf, nieuw en toch oud, door ds. G.J. Rebel. De schrijver van het artikel verhaalt: ‘De preekstoel van omstreeks 1640 is grondig gerestaureerd (1962 Kpl.). Valse onderdelen aan de onderkant van de kuip en van het klankbord zijn vernieuwd. De wit geschilderde marmerlaag is verwijderd, zodat het oude eikenhout van deze hangende preekstoel volledig tot zijn recht komt.’ De auteur van dit artikel rept dus met geen woord over de gewraakte belasting van Napoleon. De preekstoel van de kerk van Brandwijk had ook een wit geschilderde marmerlaag. Bij deze kerk hoort men evenmin iets over een of andere belastingheffing. Waarom hier dan niet?
Over de Nieuwkerk in Dordrecht – gelegen dicht bij het voetveer Dordrecht / Papendrecht – verhaalt Jaap Bouman in zijn artikelenreeks ‘Dordt eigen-aardig’ in De Dordtenaar van 3 januari 1990 ‘dat de preekstoel waarschijnlijk in de Franse Tijd geschilderd is om zo de belasting op eikenhout te ontduiken.’
Dit verhaal ging mee naar de Grote of Sint Michaëlskerk in Oudewater nadat de Nieuwkerk in Dordrecht op 31 december 1960 haar deuren sloot en de inventaris daarvan werd verkocht. De preekstoel ging voor 2000 gulden naar de kerk in Oudewater. Zodoende hoort men ook daar het verhaal door de koster van die kerk vertellen. Hoe Jaap Bouman aan zijn verhaal is gekomen is mij niet bekend omdat hij op een schrijven van mij (en meerdere brieven) niet reageerde. Overigens heeft het gemeentearchief van Dordrecht geen bron kunnen vinden waarop het verhaal van de wit geschilderde preekstoel van de Nieuwkerk gebaseerd zou kunnen zijn.
In het Rotterdams Nieuwsblad van 12 november 1983 weet de heer L. Koote, technisch hoofdambtenaar van Rotterdam, te vertellen dat ‘het orgel uit de Oosterkerk aan de Hoogstraat (die in 1933 werd gesloten. Kpl.) in snoepgoedkleuren was geschilderd omdat de vindingrijke Napoleon onder meer belasting wilde heffen op het kerkorgel, waarin allerlei houtsoorten waren verwerkt.’ Hierop aansluitend schreef hij ‘dat de Hollanders nog vindingrijker waren dan Napoleon en het orgel in gemene kleurtjes schilderden waaronder geen hout meer te herkennen was.’ De heer Koote had dit verhaal van zijn vader gehoord en ‘waarom zou mijn vader daarover liegen?’ was zijn verweer. Ook hij kon geen bron in de literatuur noemen over het verhaal.
In de kerk van Hasselt waren de eiken preekstoel en de eiken herenbanken ook geschilderd. De inmiddels overleden koster Palland verhaalde hierover in het blad Regio IJsselmond (Zwolle) van oktober 1976: ‘in de tijd van Napoleon moest op eikenhout belasting worden betaald. Men schilderde het hout toen donker, zodat het niet opviel dat het eiken was.’ Koster H. van der Kolk had het verhaal ook gehoord en vermoedde dat het afkomstig was van de orgelcommissie onder voorzitterschap van de heer A. Sterken uit Zwolle. De heer Sterken was op de hoogte van het verhaal, maar had zich er nooit in verdiept en kon er zodoende geen zinnig woord over zeggen. Koster van der Kolk zat ondertussen niet stil en dook in het kerkelijk archief en verschillende andere archieven. Toen hij er niets over kon vinden schakelde hij de plaatselijke historische vereniging in. Ook daar kon men geen bewijs vinden, noch bronnen of literatuur noemen waarin het verven van eikenhout wordt geboekstaafd.
Rest nog de kerk van Oldehove in Groningen. Hierover nam ik schriftelijk contact op met de heer G.W.C. Verheul in Nederhorst den Berg. Zijn verhaal over het verven van eikenhout vindt men tenslotte in een drietal geschriften opgetekend staan. Zijn antwoord begon met de welluidende zin: ‘van horen zeggen liegt men veel.’ Hij weet zich niet te herinneren ooit schriftelijke bronnen over die Napoleontische belasting onder ogen te hebben gehad. ‘Waarschijnlijk heb ik gewoon anderen nagepraat’, aldus Gé Verheul.
Waarom het verhaal niet waar kan zijn
Er is een aantal argumenten aan te voeren waarom het verven van eikenhout in verband met belastingontduiking niet waar kan zijn:
– lieten de belastingambtenaren zich in die tijd bedotten door een lik verf op eikenhout?
– het was toch een koud kunstje voor een belastingambtenaar om met een scherp voorwerp wat verf weg te krassen op een onopvallende plek!
– hoe is het voor de kerk te rijmen als we daarover lezen in Mattheüs 22 vers 21: Geef dan den keizer wat des keizers is en Gode wat Gods is.
– hoe stond het met de praktische uitvoering van die belastingheffing? Betaalde men per kubieke meter of per vierkante meter?
– opzettelijke belastingontduiking werd en wordt nog steeds met gevangenneming gestraft.
– er is in kerkelijke archieven niets te vinden over een of andere vorm van belasting op eikenhout.
Oude belastingen
Bij een onderzoek naar belastingen in de tijd van vóór Napoleon, tijdens of daarna is niets gevonden over de gewraakte belastingheffing. Wel bestond er belastingbetaling in de vorm van: de honderdste penning, oorgeld, zout- en zeepbelasting, heere- en redemptiegeld (welstandsbelasting; de latere personele belasting en nu inkomstenbelasting geheten), verponding (grondbelasting), wijnimport, molengeld, haarpoederbelasting, belasting op deuren en vensters, haard- en vuurstedegeld, klapwakersgeld (t.b.v. de veiligheid van de burgers), accijns (ook wel impost genoemd, voornamelijk op bier, wijn en gedistilleerd).
In het boek 58 miljoen Nederlanders en hun kerken, onder redactie van prof. E. de Jongh (Amsterdam Boek 1979) wordt op pagina 68 wel deze mededeling gedaan: ‘Na de inlijving (van Nederland. Kpl. ) bij Frankrijk in 1810 wilde de Franse regering het mes zetten in met name kerkelijke gebouwen, voor armen en wezen, die naar haar mening veel te luxueus waren ingericht.’ Maar de kerken werden niet belast! Wel werden de volgende voorwaarden gesteld:
– de vrijstelling geldt pas als het gebouw in hoofdzaak bestemd is voor het houden van openbaren erediensten.
– de vrijstelling geldt ook voor openbare bezinningsbijeenkomsten van genootschappen op geestelijke grondslag.
Offïciële instanties
In heb enkele instanties naar hun mening gevraagd over het verven van eikenhout in verband met die Napoleontische belasting, onder andere:
– de consulent van het archief van de Nederlands Hervormde kerk te Zeist
– architect ir. T. van Hoogevest uit Amersfoort: bekend van diverse restauraties, onder andere de kerk in Lexmond
– de heer T. van Straalen uit Woudenberg, bekend om zijn publicaties over kerken.
– de Rijksdienst voor Monumentenzorg te Zeist
– de faculteit der Godgeleerdheid aan de Groningse Universiteit
– de heer G.J. Woudenberg uit Vianen, restaurateur van vooral kerken
– prof. dr. Van der Poel van het belastingmuseum te Rotterdam.
De consulent van het archief van de Nederlands Hervormde kerk, de heer W. Bikker is met zijn mede-informanten van mening dat eikenhout, waaronder begrepen een eiken preekstoel en een eiken orgel, in het verleden nooit belast geweest is.
Ir. Van Hoogevest is de mening toegedaan dat er wel degelijk belasting werd geheven op eikenhout. Hij wist echter geen bronnen te noemen waarin dit vermeld wordt.
De heer Van Straalen deelde mee dat het verven van eikenhout in kerken ook al vóór de Franse Tijd werd gedaan. Volgens hem was het een modeverschijnsel. Ook het aanbrengen van een cementlaag – na het uitvinden van cement – op muren was een modeverschijnsel.
De Rijksdienst voor Monumentenzorg deelt de mening van de heer Van Straalen.
Geruime tijd echter was ook Monumentenzorg de overtuiging toegedaan dat er belasting moest worden betaald op (ongeverfd) eikenhout. Ook onder een aantal restaurateurs leefde die opvatting. Begin oktober 1992 kwam een twintigtal restaurateurs bijeen onder auspiciën van Monumentenzorg. Daar kwam toen onder andere het verven van eikenhout in verband met belastingheffing ter sprake (door toedoen van schrijver dezes). Men is daar tot de afspraak gekomen dat men het verhaal niet meer zal verspreiden.
De Faculteit der Godgeleerdheid aan de Groningse Rijksuniversiteit, bij monde van dr. R. Steensma, had tot op heden het verhaal als waar aangenomen zonder zich daar ooit in te hebben verdiept. Steensma is echter nu met mij van mening dat het verven van eikenhout een modeverschijnsel is geweest en dat de belastingtheorie door verschillende auteurs van elkaar is overgeschreven. Ook in het standaardwerk Een huis voor het woord van C.A. van Swigchem kon Steensma niets vinden. Dit boek behandelt de protestantse kerkinterieuren in Nederland tot 1900. Uitgegeven in 1984 door de Staatsuitgeverij.
De heer Woudenberg had het verhaal ook wel eens gehoord maar er geen waarde aan gehecht. In het verleden werd zelfs grenenhout geëikenhout (verven in de structuur van eikenhout). De eiken preekstoel van de kerk in Loosduinen werd tijdens de laatste restauraties door onder andere de Firma Woudenberg, van de buitenste witte verflaag ontdaan. Eronder zat opnieuw een laag witte verf uit de zeventiende eeuw met daarop onder andere de Wet des Heeren.
De conservator van het Belastingmuseum heeft over een speciale belasting op eikenhout niets kunnen vinden. Niet vóór en niet in de Franse Tijd en ook niet in het Koninkrijk der Nederlanden. Er is wel impost (accijns en invoerrecht) op hout, ook eikenhout, geweest. Maar deze werd alleen geheven op onbewerkt hout en bij invoer hiervan. Men zou kunnen denken aan personele belasting, waar de grondslag meubels, en de waarde daarvan, van invloed was op het belastingbedrag. Maar waarom dan in kerken schilderen? Deze waren immers vrijgesteld van personele belasting. Volgens het Belastingmuseum is de belasting op eikenhout een fabel en is het verven een modegril uit het begin van de negentiende eeuw.
Conclusie
Na alles zorgvuldig afgewogen te hebben moet ik tot de conclusie komen dat het verven van eikenhout in kerken in verband met belastingheffing een onwaar verhaal is. Er is nooit belasting op eikenhout in kerken betaald. ln de loop der tijden is de verfkwast heel wat keren in kerken ter hand genomen. Daar waren verschillende redenen voor. Een daarvan is dat ongeverfd hout nu eenmaal meer onderhoud vergt dan geverfd hout (in de boenwas zetten en dan weer uitwrijven).
Een andere reden is dat minder mooie houtdelen met een lik verf gemakkelijk te camoufleren waren. De belangrijkste reden is echter wel dat men de verfkwast hanteerde ter verfraaiing van het interieur van het kerkgebouw. De kleuren die men daarvoor gebruikte waren sterk afhankelijk van de toen geldende mode. Op deze manier drongen verschillende stijlen in kerkgebouwen door. Voor dit onderzoek is vooral de Lodewijk XVI of empirestijl belangrijk geweest (1770-1800). Als reactie op de beweeglijke rococo-interieurs ging men op zoek naar sobere, strakke vormen. Zo werden in kerken houten betimmeringen veelal wit geverfd, soms met goud verlevendigd. Ook werd geaderd marmer toegepast op zuilen, preekstoelen etcetera. De preekstoel van de kerken van Molenaarsgraaf en Oud-Alblas waren wit gemarmerd. Bij de restauratie in 1964 werd de achttiende-eeuwse preekstoel in Sliedrecht wit gelakt en het rocaillewerk verguld.
Bron: Dit artikel is met goedkeuring van de van de auteur en de redactie overgenomen uit het kwartaalblad van de Historische Vereniging West-Alblasserwaard 1993 -4.
Dit artikel is reeds eerder verschenen in verenigingsblad ‘De Binnenwaard’ maart 2007.