Zo staat er naast het Hoge Huis, Brandwijksedijk 48 een stook- of bakhuisje. Het doel van dergelijke huisjes was warm water te stoken of om er te koken of bakken buiten de woning. De meeste huisjes werden in de negentiende en twintigste eeuw gebouwd toen de melkveehouderij werd uitgebreid en de kaasmakerij opgang maakte. Voor het kaasmaken is veel warm water nodig. Doch wanneer het kaasmaken fabrieksmatig gaat gebeuren, vervalt het water stoken op de boerderij.
Hierdoor raken veel stookhuisjes in onbruik en verval. De meeste stookhuisjes zijn opgetrokken uit halfsteenswerk met slechts een smalle fundering. Met het oog op brandgevaar werd ook enige ruimte gehouden tussen het stookhuisje en de boerderij met het rieten dak. Ter plaatse werd soms de woonheuvel wat verbreed met veelal het gevolg dat de daarvoor aangebrachte grond ging inklinken. Zo ook bij het Hoge Huis, het hoogste en laagste punt van het kleine stookhuisje verschilde 30 cm en dat gaf een vervallen aanzicht. Om het stookhuisje te behouden nam de eigenaar het initiatief om het geheel recht te zetten en te restaureren. Met enkele vrijwilligers is het plan verder uitgewerkt en uitgevoerd.
Voor het rechtzetten werden de gevels verstevigd, de fundering bloot gegraven, waarna gaten gemaakt werden in de beide zijgevels waardoor drie stalen balken werden aangebracht. Met zes dommekrachten werd het geheel rechtgezet waarna de fundering werd opgemetseld. Ook de kap van het stookhuisje is grotendeels vernieuwd. De schouw en de schoorsteen waren nog in heel goede staat, zelfs de stookplaat is bewaard gebleven. De vloer is weer belegd met de nog aanwezige plavuizen. Een nieuw deurkozijn en deur, nieuwe kantplanken en deklatten en een makelaar geven het stookhuisje weer een prachtig aanzien en houdt herinneringen aan vroegere gebruiken levend.
Om een indruk te krijgen over de periode dat het stookhuisje gebruikt is, is de uitgegraven grond in het naastliggende schuurtje opgeslagen. Het lag daar mooi droog en leende zich goed om om-te-truffelen. De eerste helft van de uitgekomen grond is omgezet met Teus Koorevaar en bij het tweede gedeelte was Toos Busch bereid te helpen, beiden zijn lid van de Archeologische Werkgemeenschap Nederland, afdeling Lek- en Merwestreek. De vondsten laten iets zien van de vroeger gebruikte voorwerpen en materialen. Alle vondsten zijn op een lijst vermeld.
Om te zien hoe deze terp is opgebouwd, is bij de voorgevel naast de voordeur een boring gedaan door Teus Koorevaar en Rokus van de Giessen. Opmerkelijk is dat met deze boring slechts vier kleine scherfjes in de bovenste lagen zijn gevonden.
In de diepere lagen beneden de aanleg van de fundering bevindt zich grond van vrijwel dezelfde samenstelling. Dit doet vermoeden dat de heuvel in zijn geheel tot deze hoogte is aangelegd, wellicht met grond uit de directe omgeving. Volgens overlevering was een kampje land naast de boerderij vroeger een moerasachtige diepte en was het voor kinderen streng verboden hier naar toe te gaan. Men zou dus kunnen speculeren dat hier grond is weggehaald.
Dat je met een watersnood op deze woonheuvel niet zomaar natte voeten kreeg, blijkt wel uit de hoogtemeting van de dorpel van de voordeur, die ligt namelijk op 3.60 m boven het polderpeil.
Overzicht van de bodemvondsten bij het Hoge Huis te Brandwijk, opgegraven in augustus 2008 bij het blootleggen van de fundatie van het stookhuisje, het grootste deel van de vondsten komt uit de grond aan de noordzijde van het bakhuisje, waar een klein ‘aflaatje’ was.
*krammer (meestal rondtrekkende) persoon die aardewerk en porselein repareerde door aan weerszijde van de breuk een gaatje te boren en vervolgens met een metaaldraadje de brokstukken weer aan elkaar te zetten.
Dit artikel is reeds eerder verschenen in verenigingsblad ‘De Binnenwaard’ juni 2009.