Familie Schep
In 1627 (ONA Dordrecht,3975 nr.37) is sprake van een Cornelis Ariens en in 1638 (GA Brandwijk) van een Cornelis Ariens Schep. Hiermee wordt waarschijnlijk dezelfde persoon, die afkomstig was uit Groot-Ammers, bedoeld. Hij is de vader van Cornelis Cornelisz. en Leendert Cornelisz. Schep. Laatstgenoemde woonde in 1661 op een boerderij aan het westeinde van Brandwijk en Cornelis Cornelisz. op de ouderlijke boerderij oostelijk van de kerk van Brandwijk.
In de lijsten van de 10e penning en de verpondingen van het dorp van Brandwijk blijkt, dat er van de vroegere bewoners van de in de titel van dit stuk aangeduide plaats, nogal wat bekend is. Op een lijst van 1652 (GA Brandwijk, inv. 67) zien we de genoemde Cornelis Cornelisz. Schep met ruim 19 morgen land, en op de laatste boerderij van het westeind Leendert Cornelisz. Schep met ruim 10 morgen. In 1613 wordt gezegd dat eerstgenoemde ruim 12 morgen land heeft en op (het huidige) nummer 24 boert, terwijl Leendert Cornelisz. in het westen, ruim 19 morgen heeft. In dat jaar wordt ook een Neeltje Cornelis Schep, mogelijk een zuster, vermeld, met 10 hont land naast dat van Cornelis Cornelisz. Schep.
In 1663 is Cornelis Cornelisz. Schep 2500 car. guldens schuldig aan de weduwe van de heer Schrijvelberg. Als onderpand dient 9 morgen land ‘boven de kerk’. Oost: Heer van Brandwijk; west: Jacop Cornelis Schouten.
In 1665 is Cornelis Cornelisz. Schep, wonende in Brandwijk, 800 car. guldens schuldig aan Lenaert Cornelisz. Schep, met als onderpand 5 1/2 morgen lant met huis boven de kerck van Brandwijk in een hofstede genaemt ‘den Ouden Cornelis Ariens Schep’. Oost de Heer van Brandwijk; west Jacop Schouten’. (RA van Brandwijk)
De aanduiding oost en west geeft aan waar het onderpand precies lag. Het zijn er de ‘buren’ van.
Op een lijst van 1674 (GA Dordrecht 3982 nr. 3) komt Leendert Cornelisz. Schep, die dan kennelijk de bewoner is, voor met een bezit van f. 3500,-, wat voor die tijd een groot bedrag was. Hij moest daarvoor f. 24,- belasting betalen. Hoewel geen jaartal is aangegeven, kunnen we aannemen dat het enkele jaren later is, als hij onder ede verklaart niet meer dan f. 2000,- te bezitten. Hij moest daarvoor toen f.15,- betalen. Het was hem kennelijk niet voor de wind gegaan.
In 1689, hij is dan mogelijk al overleden, worden deze bedragen toegerekend aan zijn kinderen, namelijk Cornelis Leendertsz. in Streefkerk, Claes Leendertsz., en Arien Claes Brant in huwelijk hebbende Aryaentje Leenderts Schep, elk f. 5,- .
Volgens een lidmatenlijst van 1698 woont dan Claes Leendertsz. Schep met zijn echtgenote Eva Bastiaensdr. op de boerderij.
In het Rechterlijk Archief van Brandwijk zien we op 28 oktober 1690 de volgende notitie:
Curators van de geabondeerde boedel van Cornelis Cornelisz. Schep, transporteren aan Arien Claesse Brand en Claes Leendertsz. Schep 9 1/2 morgen land op Brandwijk in 2 weren groot 16 m. gemeen met de heer van Brandwijk met 11 hont en het Geestelijk Comptoir te Delft met 1 morgen belend ten oosten Ds Coxius en ten westen Arien Eeuwouts Groenevelt.
(abonderen = afstand doen, meestal i.v.m. grote schulden)
Het is Cornelis Cornelisz. Schep waarschijnlijk financieel niet goed gegaan. Eerst moest hij al geld lenen van de weduwe Schrijvelberg (1663) en van zijn broer (1665) en in 1690 is zelfs sprake van curatoren over zijn afgestane boedel. Dit kan ook tot gevolg hebben gehad dat Leendert Cornelisz. Schep later op de boerderij woonde.
Volgens het gaarderboek werd de boerderij in 1728 (polderarchief Molenaarsgraaf nr. 22) bewoond door Leendert Ariensz. Brant, een zoon van Aryaende Leenderts Schep, die, zoals we eerder zagen, gehuwd was met Arien Claes Brant. Deze Leendert was gehuwd met Hendrikje Cornelis Schep, die gezien de naam Schep, ook wel ‘uit de familie’ zal zijn geweest.
In 1733 en 1738 staat de boerderij nog steeds op zijn naam. In 1733 (RA Den Haag) met de aantekening een huis met schuur en 14 morgen land en in 1738 met de notitie naast de kerk.
Verschillende eigenaren
In 1758 (Gemeente Archief Brandwijk inv.nr.63,nr.64 en nr.69) zien we als eigenaar een andere naam, namelijk Jan Pot en na hem verschijnt de naam van Cornelis Gerritsz. Von(c)k. Het is niet bekend in welke jaren zij precies daar boerden of eigenaar waren.
Cornelis Gerritsz. Vonck overleed in 1769 (polderarchief), na welk jaar zijn weduwe nog een aantal keren in de registers voorkomt. Deze Vonck had een groot gezin waarvan er echter maar drie, een zoon Gerrit en twee dochters, Pietertje en Aafje, in leven bleven en erfden (Rechtelijk Archief).
Dochter Pietertje Vonk was gehuwd met Klaas van Suylen en woonde op Gjjbeland. Klaas van Suylen verkocht in 1783 1/3 deel (het erfdeel van wijlen zijn vrouw) in een hofstede onder Brandwijk aan Bastiaan Hartkoorn te Laag-Blokland. Het andere 2/3 deel bleef in bezit van de broer en de zuster van zijn vrouw. Onduidelijk is wie er in die tijden het boerenbedrijf uitoefende.
In 1793 is Jan Ariens Benschop, gehuwd met Gerrigje Brant, f. 950,- schuldig aan Bastiaan Hartkoorn. Onderpand is opnieuw de boerderij. Jan Ariens Benschop heeft toen waarschijnllik 2/3 van de boerderij gekocht, namelijk 1/3 van Bastiaan Hartkoorn en 1/3 van Gerrit Cornelisz. Vonk. In 1796 koopt hij ook het nog ontbrekende 1/3 deel van Jacob van de Plas, weduwnaar van Aafje Vonk, uit Neder-Hardinxveld.
De hofstee met bouwhuys en 12 morgen 100 roe land, gelegen in Brandwijk in twee naast elkaar liggende weren, was daarmee weer in één hand, namelijk van Jan Ariens Benschop.
Familie Van de Giessen
Omstreeks 1816 verkocht Jan Ariens Benschop de boerderij aan Cornelis van de Giessen (1787-1875). Cornelis huwde tweemaal, de eerste keer in 1809 met Maria Timmer, de tweede keer in 1817 met Jannigie Vuyk uit Langerak. In laatstgenoemd jaar wordt er ten behoeve van het kind uit zijn eerste huwelijk, een opstelling van zijn vermogen gemaakt. De waarde van zijn bezit is f. 3093,50, waar tegenover een hypotheekschuld van f. 3000,- en een lening van f. 300, – stonden, beide op naam van Cornelis Tukker. Er was dus sprake van een negatief vermogen, in de stukken kwaad slot genoemd, van f.207,50. Toen in 1840 een boedelscheiding van genoemde schuldeiser Cornelis Tukker werd opgemaakt, kwam daarop nog een vordering op Cornelis van de Giessen voor van f.2200,- , met als onderpand circa 18 bunder land. In al die jaren was er dus nog slechts f.1 100,- afgelost.
In 1831 bezat Cornelis van de Giessen twaalf koeien en een paard.
In 1871 kocht hij van de ambachtsheer J.P.B. Onderwater, een stuk land van 1 ha 46 a en 38 ca.. Vanwege zijn hoge leeftijd, hij was toen al 84 jaar, machtigde hij zijn kleinzoon Arie Korevaar om deze koop af te wikkelen. Van zijn vader, Nijs van de Giessen, had Cornelis enkele stukken land geërfd, waardoor hij in totaal ongeveer 18 ha bezat.
Bij het huwelijk van zijn dochter Gerrigje maakte Cornelis van de Giessen de volgende aantekening:
Goederen die ik heb mede gegeven aan mijn dogter Gerrigje van de Giessen vooreerst een regbante (?), een kist, een rek met schotels, twee roomtonne, een harington, een kaarn, een bed met sijn toebehoren, een tafel, twee kaasborden, twee schragen. Betaald voor een koebeest 23-50. Nog heeft gehad een obligaties van hondert gulden, verkogt voor twee en vijftig gulden voor de helft 26-00. (opm. de komma’s zijn er ter wille van de leesbaarheid aan toegevoegd!)
Twee jaren na zijn overlijden, in 1877 dus, vond de boedelscheiding plaats.
Gerrigje van de Berg-van de Giessen, de dochter uit het eerste huwelijk, was al in 1856 met haar kinderen van het Achterland naar Brandwijk gekomen. Haar halfzuster Marrigje, uit het tweede huwelijk, die gehuwd was met Jan Korevaar, vertrok toen naar Wijngaarden. Deze Jan Korevaar was als 16-jarige jongen als knecht bij Cornelis van de Giessen gekomen en in 1841 met diens dochter getrouwd. Gerrigje zette de boerderij, waarvan het land gedeeltelijk van haar halfzuster en haar man was, voort. Ze deed dat met een zoon en een schoonzoon tot 1888, in welk jaar ze haar aandeel verkocht aan Arie Korevaar, de zoon van haar halfzuster, die we al eerder tegenkwamen als gemachtigde van zijn grootvader.
In 1899 deelden de kinderen van Jan Korevaar en Marrigje van de Giessen de boedel van hun ouders. In de boedelscheidingakte is te lezen dat de boerderij verhuurd werd voor een termijn van vier jaar. Naast de boerderij in Brandwijk bezaten zij ook een boerderij in Wijngaarden. De Brandwijkse boerderij ging in zijn geheel naar Nijs Korevaar, de tweede zoon van Jan en Marrigje. Nijs Korevaar huwde (1) met Heiltje Korevaar met wie hij vier kinderen kreeg, en (2) met Annigje Vlot die hem vijf kinderen schonk.
In 1895 woonde er op de boerderij ook een dochter uit het eerste huwelijk, Pietertje Korevaar, die gehuwd was met Thomas van Dieren uit Goudriaan. Van 1912-1932 boerden Marrigje Korevaar, uit het eerste huwelijk van haar vader, en Henk Houweling op deze boerderij, zie foto. Ook een dochter van dit paar, Heiltje Houweling gehuwd met Anton Bons, was woonachtig in de boerderij maar zij verhuisden later naar Kerkweg nummer 5.
Cornelis Korevaar, de enige zoon uit het eerste huwelijk van Nijs en Heiltje Korevaar, en zijn vrouw Aartje Slob zouden er eveneens hebben gewoond. Het zal duidelijk zijn dat niet alle bewoners er ook zelfstandig boerden.
Na het overlijden van Nijs Korevaar en zijn tweede echtgenote, Annigje Vlot, omstreeks 1933, vond er een boedelscheiding plaats. Dochter Geertje, uit het tweede huwelijk, gehuwd met Laurens den Besten, werd eigenaar van de boerderij tot zij overleed in 1970. Laurens den Besten overleed in 1952.
Vanaf mei 1933 woonde hun dochter Annigje den Besten, gehuwd met Maarten Mourik, op de boerderij. In 1970 jaar kocht Lauw Mourik, kleinzoon van Laurens den Besten en Geertje Korevaar, gehuwd met Annie Tukker de boerderij die dan 15 ha, 98 a en 25 ca land omvat.
Na het overlijden van Lauw Mourik op 13 november 2001 werd zoon Gerrit, gehuwd met Ebertina Ganzeveld eigenaar van de boerderij.
Gebouwen en land
Een boerenhofstede bestaat uit gebouwen en land. Van de gebouwen is niet veel bekend. Het zal duidelijk zijn dat het niet meer dezelfde zijn, als die in de eerste jaren waarover hier is geschreven. Er is slechts gevonden, dat in 1877 een schuur werd gebouwd en dat die ongeveer 120 jaren later weer is vernieuwd. Omstreeks 1900 heeft herbouw van de boerderij plaatsgevonden, waarbij van het eerdere gebouw bijna niets is overgebleven.
Wat het land betreft is duidelijk geworden dat er veel mutaties waren. Als men geld nodig had werd soms land verkocht, of er werd geld geleend met stukken land als onderpand. Omdat het leven in vroeger tijd dikwijls erg moeilijk was, als gevolg van overstromingen, veeziekten en dergelijke, hadden de boeren nogal eens geldgebrek. Banken zoals wij die kennen, waren er nog niet. Land was dan kennelijk iets waarmee men financiële problemen al of niet tijdelijk kon oplossen. Ook door verervingen gingen er dikwijls stukken land in andere handen over. Een boerderij kon in de loop van de tijd daardoor sterk in grootte variëren. We hebben er in dit stuk van afgezien om alle landmutaties te vermelden, voor zover ze al te achterhalen waren. Uit de tijd dat er een kadaster bestaat zou dat wellicht mogelijk zijn geweest, doch het zou de leesbaarheid niet ten goede zijn gekomen.
Tenslotte
Het is opvallend dat deze boerderij over een periode van bijna 400 jaren, zo langdurig in sommige families is gebleven. Zo waren afstammelingen van Cornelis Ariens Schep tot omstreeks 1750, een tijd voor zover bekend, van ongeveer 125 jaren, bezitters en bewoners van de genoemde boerderij. Dan volgen ongeveer 60 jaren waarin er verschillende eigenaren waren. Maar als we de eigenaren/bewoners vanaf omstreeks 1816 op een rijtje zetten, krijgen we wel verschillende namen, maar ze zijn allen familie van elkaar, namelijk afstammelingen van Cornelis van de Giessen. Door alle namen is het misschien een ingewikkelde geschiedenis, maar het gaat dan ook over bijna vierhonderd jaar.
Dit artikel is reeds eerder verschenen in verenigingsblad ‘De Binnenwaard’ december 2007.