Nog ruim vijf maanden en Oud-Alblas zal voortaan als Oud-Alblas, gemeente Graafstroom geboekt staan. Op enkele zaken na, zal er na de gemeentelijke herindeling niet veel veranderen. Het leven zal er niet ingrijpend door veranderd worden. Alles zal z’n gangetje blijven gaan. Maar de autochtone Alblasser zal ’t er toch wel even moeilijk mee hebben.
Wat dat betreft gaat de geschiedenis niet ongemerkt aan Oud-Alblas voorbij, waarvan gelukkig veel zaken zijn opgetekend in de loop van de eeuwen. Zo is de patriottentijd ook aan het dorp niet geruisloos voorbij gegaan. In het jaar 1787 was er nogal het een en ander gebeurd.
Aan het einde van dat jaar maakte schoolmeester Willem Westveld op de gebeurtenissen een gedicht, dat als titel kreeg: Nieuwjaarsgeschenkjen aan de Orange getrouwe Alblassers. Het gedicht werd gemaakt als herinnering aan de redding die God in het afgelopen jaar had geschonken. Oud-Alblas was gered uit de dreigensde gevaaren. De afgelopen twee jaar was er nogal wat gebeurd in de Alblasserwaard. We noemen bijvoorbeeld 27 december 1786. Het was volop winter en het vroor erg hard. De mensen konden zelfs op de Noord schaatsen. Ongeveer vijf of zes jonge mannen, die ook geschaatst hadden, sloten zich op de terugweg bij elkaar aan. Bij Vogelzang gingen ze even iets drinken. Daar was een menigte ‘Vrijheids Spreeuwen’ (patriotten) bij elkaar en het was er een drukte van belang. Er werd hard geschreeuwd en het huis van Oranje werd bespot en belasterd. Dat was pijnlijk voor de Oranjegezinde Alblassers.
Ze konden het niet nalaten er tegenin te gaan. Het was echter riskant, want de jongens waren ongewapend. Zelfs een mes hadden ze niet bij zich. Toch riepen ze tegen de patriotten dat Oranje de baas was in het land. De patriotten werden woedend en pakten hun dolken en geweren. De trom werd geslagen en het was algeheel tumult in het café. De sabels werden niet alleen ontbloot, maar ook schoot men de geweren af. Er werd dus met scherp geschoten! De jongens kwamen er nog wél levend vandaan. Dat was in het jaar 1786.
Weer in gevaar
September 1787 was Oud-Alblas weer in gevaar. Het leek wel of men door God en mens was verlaten, schreef de schoolmeester. De patriotten hadden het plan opgevat orn bij de Oranjegezinde Oud-Alblassers de geweren te gaan roven. Het ‘helse gespuis’ kwam in het holst van de nacht uit naburige dorpen met geweren, kanonnen en wagens. Het was de bedoeling van de patriotten om de inwoners van het dorp onverwachts te overrompelen. Verder wilden de overvallers angst aanjagen.
Er was allerwegen angst en benauwdheid. Hoe zou het allemaal aflopen? Het ergste was dat het geen vreemde vijanden waren, maar mensen van het eigen volk. De patriotten hadden flambouwen bij zich en schoten op een zekere Ary Vink, die dood neerviel.
Daarna trok de bende af. Dat was een hele verademing! Er was echter een dode te betreuren. In die tijd kon men lang niet alles in het openbaar zeggen. Iemand die met opzet ‘Oranje boven’ riep kon in de gevangenis terecht komen. Dit gebeurde met Kees de Bruin van Oud-Alblas voor dat ‘kwaad’ werd hij zes maanden gevangen gezet in de Delftse gevangenis, tot groot genoegen van de patriotten.
In het gedicht van meester Westveld wordt ook melding gemaakt van een zekere ‘Meester’ (zo stond hij bekend in het land). Er bestond in die tijd een politiek schandblad de politique kruyer en daarin werd deze persoon uit Oud-Alblas ook aangeduid met ‘Meester’. We zijn niet te weten gekomen wie er precies mee werd bedoeld. Misschien was het deze schoolmeester. Die meester las de Haagse krant. Dan ging de meester het dorp rond om bij de mensen uit de krant voor te lezen, want niemand in heel Oud-Alblas las verder die krant. Hiermee probeerde de meester Oranjegezinde aanhangers in het dorp te krijgen. Patriotten kwamen naar Oud-Alblas om de Oranjeklanten te belasteren en uit de tent te lokken. O wee, als iemand zich dan teveel uitliet. Dan kon er gevangenisstraf op volgen.
Bange dag
Ook 15 september 1787 was een bange dag voor Oud-Alblas. Velen vluchtten met vrouw en kinderen. Een hele bende patriotten trok namelijk die nacht door het dorpje op weg naar Gorinchem, want daar zou men vegten en vermoorden al wie tegen stond. In Oud-Alblas werd even gestopt. Met de geweren stampten de vrijheidsburgers op de grond zodat het dreunde. Deze dag was er gelukkig géén dode te betreuren.
Het ‘Defensiewezen’ kwam op zekere dag naar Hagestein en de dijk werd daar doorgegraven. In tijd van nood moest de Waard dan maar onder water komen te staan. Het bovenwater van de Rijn zou dan de Waard binnendringen en vee en haave versmooren:
Hier scheen ons ’t water te overstromen,
Daar werden wij gedreigd door ’t vuur:
Maar God deed ons ’t gevaar ontkomen, schreef meester Westveld.
Er waren zelfs plannen om bij Elshout en Giessendam de grote sluizen te forceren. Een zekere Kosterus schreef daarover brieven aan de heemraden en watergraven. Men had plannen om de hele Alblasserwaard te inunderen. Gelukkig kwam er uitkomst door de legers van de Pruisen. Het was juist op tijd. De verwaande vrijheidszoonen namen ijlings de benen, dus waren ze toen het er op aankwam niet erg dapper. Overal was vreugde en blijdschap in ons land. Toch hadden de patriotten nog een boosaardig plan. Ze wilden op het laatste moment de dijk doorgraven en de sluizen opengooien, allerlei mensen werden geprest naar de dam te gaan. Velen vluchtten het veld in en ontkwamen ternauwernood aan de landverraders. De opzet mislukte! Eindelijk was de stadhouder weer volledig aan de macht.
Dit alles was wel een gedicht waard vond meester Westveld. Het gedicht begon met:
Juich Alleblasser Dorpelingen
verheffen wij te zaam Gods lof
Laat ons nu vrij en vrolijk zingen
wat hebben wij een ruime stof.
En aan het einde lazen we onder andere:
En looft den Heer’ der Legerscharen.
Wij heffen dan een Lofzang aan:
Orange trouwe Alblassenaaren
Hij hoede ons op die steile paán.
Een Nassau in de kerk
Na de gemeentelijke herindeling zal de fiere Nederlandse Hervormde kerk het dorpsbeeld blijven domineren. Een kerk die overigens best het bezichtigen waard is. Tevens een kerkgebouw met een rijke geschiedenis.
In het jaar 1775 kreeg Oud-Alblas een nieuwe predikant, namelijk dominee Limidus uit Akkersloot. De bevestiging van deze predikant vond plaats op 25 april van dat jaar door dominee Petrus Gosenxz. van Bleskensgraaf met de tekstwoorden uit Jacobus 2:12: ‘Spreekt alzo en doet alzo, als die door de wet der vrijheid zult geoordeeld worden’. De intrede vond ’s middags plaats in een overvolle kerk. Dominee Limidus had een gedeelte gekozen uit het Oude Testament en wel uit Jesaja 51:16: ‘En Ik leg Mijn woorden in uw mond, en bedek u onder de schaduw Mijner hand om den hemel te planten en om de aarde te gronden en om te zeggen tot Sion: Gij zijt Mijn volk.
Onder de vele bezoekers bevond zich hoog gezelschap. Een afstammeling van prins Maurits was namelijk ook onder het gehoor. Deze hoogedelgeboren heer heette Wigbold Adriaan’ graaf van Nassau. Tevens was hij heer van Woudenberg en regerend burgemeester van Haarlem. Tenslotte was hij curator van Jan Teodoor, baron van der Does, heer van Oud-Alblas. De collecte bracht in de dienst veel op. Er werd 350 gulden gecollecteerd.
Het is bekend dat prins Maurits nooit gehuwd was. Wel had hij kinderen bij de jonkvrouw Margaretha van Mechelen. Uit deze omgang werden in totaal acht kinderen geboren. Was deze Wigbold Adriaan daar een zoon van?
De archivaris van Haarlem waarmee we ons in verbinding stelden hielp ons verder om uit te zoeken wie Wigbold Adriaan precies was. Het bleek dat Wigbold Adriaan van Nassau géén regerende burgemeester van Haarlem was geweest. Deze vermelding was fout. Wel was hij regerend burgemeester van Alkmaar. Verder wees genoemde archivaris ons op het boek van Dr. Dek over de genealogie van het vorstenhuis Nassau, waarin de bastaardtakken ook worden besproken. Inlichtingen bij het archief van Woudenberg waren tevergeefs. Wel wees men daar op de Nederlands Hervormde kerk te Ouderkerk aan de IJssel voor eventuele verdere nasporingen. In die kerk werden namelijk vele Nassau’s begraven.
De volgende gegevens zijn over Wigbold Adriaan bekend: Wigbold Adriaan, graaf van Nassau, vrijheer van Bergen (1792), gedoopt Bergen (N-H) 26 juni 1729, gestorven aldaar 23 oktober 1791. Hij werd 2 februari 1754 beleend met het huis Woudenberg (1791 verkocht) en was rentmeester-generaal der domeinen in West Friesland en het Noorderkwartier, bewindhebber der V.O.C., burgemeester van Alkmaar, dijkgraaf van Geestmerambacht en gecommitteerde raad ter admiraliteit van West Friesland. Hij verkocht te Den Haag 31 mei 1790 een huis op de Prinsessegracht, tegenover de Koekamp. Hij huwde te Hoorn, ondertrouwd Alkmaar 2 mei 1756, Hester van Foreest, dochter van Nanning en zijn tweede vrouw Jacoba de Vries, gedoopt Hoorn 21 februari 1736, gestorven 10 juni 1785, begraven te Bergen.
Vader
De vader van Wigbold Adriaan heette Willem Adriaan van Nassau en was heer van Driebergen en Zeist en vrijheer van Bergen. De grootvader was Lodewijk Adriaan van Nassau, heer van Zeist. Overgrootvader heette weer: Willem Adriaan van Nassau, heer van Odijk. Deze was jaren in militaire dienst geweest als onder andere majoor van de cavalerie. Herhaaldelijk trad hij later op als speciaal ambassadeur aan de hoven van Frankrijk en Engeland en vertegenwoordigde Zeeland in de Staten Generaal.
Hij werd begraven in de Nederlands Hervormde kerk te Ouderkerk in het jaar 1705. De vader van laatstgenoemde heette Lodewijk van Nassau. Dit was één van de bastaardkinderen van prins Maurits en was heer van Beverweerd. Lodewijk erfde Beverweerd in 1625 van zijn vader en de Lek van zijn broer. Lodewijk was een dapper militair en onderscheidde zich bij Den Bosch. In 1650 redde hij bij Hulst de kanonnen uit handen van de vijand.
Wigbold Adriaan van Nassau die eens de intreepreek van dominee Limidus te Oud-Alblas bijwoonde was dus een verre afstammeling van prins Maurits.
De genealogie is als volgt:
Maurits van Nassau (geb.1567, overl.1625), stadhouder, kapitein, generaal en admiraal.
Lodewijk van Nassau (geb.1602, overl. 1665) heer van Beverweerd.
Willem Adriaan (geb.1632, overl. 1705) heer van Odijk.
Lodewijk Adriaan (geb. 1670, overl. 1742) heer van Zeist.
Willem Adriaan (geb. 1704, overl. 1759) heer van Driebergen en Zeist, vrijheer van Bergen.
Wigbold Adriaan (geb. 1729, overl. 1791) vrijheer van Bergen.
Hoe kwam deze Wigbold Adriaan van Nassau ertoe om deze dienst in Oud-Alblas bij te wonen? Zijn moeder heette Adriana Petronella van der Does en was vrouwe van Oud-Alblas. Door zijn moeder kreeg Wigbold Adriaan van Nassau contact met dit dorp in de Alblasserwaard.
Bronnen:
Willem Westveld, Nieuwjaarsgeschenkjen aan de Orange getrouwe Alblassers, Dordrecht 1788.
A.W.E. Dek, Genealogie van het Vorstenhuis Nassau, Zaltbommel z.j.
Met dank aan de redactie van De Vonk en de auteur.
Dit artikel is reeds eerder verschenen in verenigingsblad ‘De Binnenwaard’ december 2007.